NATUURBELEVENIS

In de flamboyant tree hadden we hem al eens gezien, hoog boven de hoofden van onze koffiedrinkende gasten. De ontdekking bracht grote beroering in het gezelschap: zenuwachtig gegiechel en geklik van camera’s. Hij zat te hoog om hem goed te kunnen bekijken, maar hij was gigantisch.

Een half jaar later ontdekten we een ander exemplaar, onder de beschutting van de carport. Hij was minstens tien centimeter en zat slechts tien centimeter boven ons hoofd: als we instapten, moesten we oppassen dat onze haren niet in zijn net verstrikt raakten. Griezelend bekeken we hem van dichtbij. Diepzwart was hij, met vlammend oranje op een van de bovenste pootgeledingen en wit op zijn rug. Doodstil hing hij in zijn gigantische web, onder de bladeren van de passievrucht. Elke dag bekeken we hem. Kinderen werden opgetild.

Vol trots lieten we hem zien aan bezoekers. Een van hen was een Britse primatoloog. Leuk, een Golden Orb Spider, sprak hij. Hij wees naar minuscuul tweede spinnetje in het web. Kijk, daar zit het mannetje. Het mannetje? Ik dacht dat dat een boreling was? Maar dat betekent… dat betekent… dat dát het vrouwtje is. Met hernieuwde fascinatie keken we naar de gigantische zwarte spin. Ze was wel vijf keer zo groot als het mannetje. Ja, zei de primatoloog, en als ze gepaard hebben, eet ze hem op.

Dat bracht nieuw elan in onze spinnenstudie. Een paar keer per dag controleerden we of het mannetje er nog wel zat. Soms ook ’s nachts, in het licht van onze koplampen. Hierbij deden we de observatie dat het wijfje ’s nachts levendig haar net aan het verstevigen was. Overdag zat ze meestal roerloos in haar web, wiegend in de eeuwige schommeling van het briesje dat het net beroerde. Het leven van een spin is niet onaangenaam.

Opmerkelijk was de ontdekking dat ze schrok van harde geluiden. Als wij aankwamen in onze auto stapten we zo geruisloos mogelijk uit, om vervolgens, ogen gericht op onze Golden Orb, zo hard mogelijk de autodeur dicht te slaan. Het effect was verbijsterend. Ze sprong bijna uit haar web van schrik. Heel menselijk. Bij de tweede dichtslaande autodeur schrok ze niet meer. Ze was wakker.

Op een dag was ik het mannetje kwijt. Zou het scharminkel opgegeten zijn? Was het gebeurd? Ik keek nog eens goed naar het wijfje. Daar was hij: op de onderkant van haar abdomen, waar een feloranje bobbel omhoog kwam uit het zwarte lijf. Sidderend van opwinding zat hij daar, op haar, op dat grote, gevaarlijke, intens spannende spinnenlijf. Hij had het gedurfd! Hij bleef er wekenlang zitten.

Bij onze thuiskomst na een maand Europa was ze weg. Zij, hij, het web: onvindbaar. Een van de eerste vragen aan onze tuinman was dan ook een verontrust “Waar is onze Golden Orb?” Hij glimlachte en wenkte. Kom maar mee. Daar zat ze, een paar meter verderop, aan de buitenkant van de carport, tussen de takken van de passievrucht. Op veilige afstand van dichtslaande autodeuren. Van hem was niets te bekennen.

De afgebeelde Golden Orb Spider is niet de onze, maar een exemplaar op de Filippijnen.