BESPIEGELING

Mijn oma, Marietje Hooijmeijer, geboren in 1913, wilde ontdekkingsreizigster worden. Helaas kreeg ze tuberculose en moest ze in haar tienertijd rust houden. Zes jaar lang lag ze op de bank of op bed. Ze mocht niet naar school. Ze kon alleen lezen, en dromen van verre landen.

In die tijd begon ze postzegels te verzamelen. Ze was dol op de natuur, dus ze spaarde postzegels van flora en fauna. Hoe obscuurder het land van herkomst, hoe liever het haar was. Malagassische republiek. Togo. Oppervolta. Dromerig sprak ze de namen uit. Nyasaland, Tanganyika, Borneo. Dat die postzegel dáár was geweest! Dat die postzegel de halve wereld was rondgereisd om híer terecht te komen, in haar schoot, op haar rustbed. De weg die die postzegel had afgelegd! De geur van het avontuur kleefde er nog een beetje aan.

Ze zocht de landen op in de atlas en las alles wat ze erover kon lezen. De postzegels zelf gaven haar ook informatie. Op de vierkante vlakjes zag ze minuscule rijstvelden in Maleisië, een landschap met herders in Nigeria, palmbomen en kamelen in Soedan, en een hondenslee met Inuit in St. Pierre et Miquelon – een eilandengroep voor de kust van Newfoundland. Alleen die naam al: Nieuwgevonden land… Zo gaven de postzegels haar wat het echte leven haar niet kon bieden: een doorkijkje naar andere landen.

Een van oma’s favoriete zegels, van haar geliefde Zweedse landschap. De zegel komt uit 1978 en toont de glooiende hellingen in Skåne.

Ik wist van haar postzegelverzameling. Soms mocht ik bladeren in haar albums, heel voorzichtig. In haar laatste jaren heeft ze me eens toevertrouwd dat ze “het nu anders zou doen”. Ze had haar verzameling eens laten zien aan een liefhebber. Die vertelde haar dat ze het verkeerd had gedaan. Ze had alle postzegels ingeplakt op hobbybladen. Heel secuur, met minuscule stukjes plakband. Maar toch: ingeplakt. Hierdoor waren de waardevolle zegels veel minder waard geworden.

Een postzegel uit Touva. Touva is een republiek binnen de Russische Federatie die in de periode 1921-1944 onafhankelijk was. De postzegels uit die tijd zijn populair onder verzamelaars. Dit exemplaar komt uit 1934 en was in onbeschadigde toestand 8 euro waard geweest.

Voor oma maakte dat niet uit: ze genoot van de landschappen, de vogels, de vlinders en de dieren op de zegeltjes. Ze genoot van de inkijkjes in de natuur die de zegels haar boden. Neushoorns, olifanten, antilopen. Haar geliefde Zweedse landschap, feilloos vastgelegd in miniatuur. En het verrassingsaspect: elke dag kon de postbode een brief bezorgen van een familielid of verre vriend. Zij wisten waar ze naar op zoek moesten. Zo kon het avontuur elke dag om de hoek koekeloeren.

Toch ga ik de verzameling verkopen. Het is tijd is voor iemand anders om er plezier aan te beleven. Eindeloos heb ik gebladerd in de boeken. Ik heb stilgestaan bij mijn oma en haar dromen en verwachtingen, en ik heb gefilosofeerd over de twintigste eeuw en alles wat voorbij is, o en voorgoed voorbij. Want ook historisch is de verzameling interessant. De postzegelverzameling spreekt van een wereld die verdwenen is. Een wereld zonder internet, reisgidsen en tijdschriften. Als je iets wilde weten van het leven buiten Europa, de wereld waar mijn oma zo naar verlangde – woeste regenwouden, eindeloze vlakten, onbekende verten – dan moest je daar moeite voor doen, en was je afhankelijk van boeken en van wat de postbode je bracht.

De reis van haar postzegels gaat nu verder. Wie weet waar ze belanden.