ZKV

Katherine kon je alles wijsmaken. Eens ging het over de scheefstand van het huis. Het herenhuis boog zich naar de straat als een dominee aan een open graf: de benen recht en statig, het bovenlijf deemoedig overhellend, alsof de diepte eraan zoog.

Vooral de kamers aan de voorzijde hadden last van de scheefstand. Lopen naar het raam was vallen, lopen naar de deur was bergopwaarts strompelen, met het bovenlichaam in een vreemde hoek. Als je wat gedronken had, kon je nauwelijks de deur bereiken. Opstaan uit een luie stoel was helemaal een opgave. De zwaartekracht trok je terug, alsof je aan de stoel zat vastgebonden met elastiek.

‘Wo, het loopt echt scheef hier!’ zei Katherine.
‘Ja, het huis gáát een keer op straat vallen,’ zei Evert-Jan.
‘Echt waar?’
‘Ja, dat is onderzocht. Maar alleen de kamers aan de voorkant. Jij zit safe.’
‘Dus het huis scheurt dan min of meer doormidden?’
‘Zoiets zal het wel zijn ja, ha ha.’

Opgewonden vertelde Katherine dat weekend aan haar ouders dat het huis op straat zou vallen. Echt waar. Het was onderzocht.