IKJE

Mei 2003. In een volle forenzentrein praten mijn man en ik over potentiële reisbestemmingen in West-Afrika. Accra, Bamako, Dakar, Nouakchott. Ik bedenk dat deze plaatsnamen waarschijnlijk potjeslatijn zijn voor mijn zwijgende medepassagiers: allemaal witte mensen.
“Anders vliegen we toch gewoon op Ouagadougou?” opper ik.
“Is leuk hoor, Ouagadougou”, zegt de mevrouw naast mij in het gangpad. “Ik heb er jaren gewoond.”
Op dat moment barst de jongen links van ons in proesten uit. Verbaasd kijken we hem aan. “Jullie zullen het niet geloven,” zegt hij, “maar ik ben geboren in Ouagadougou.”