Toen mijn ouders jong waren, mocht je bijna niets. Het waren de jaren vijftig. Je mocht niet over het gras lopen langs de singels. Je mocht je haar niet los dragen. Je mocht geen feestjes geven op zondag. Je mocht niet uit met vrienden. Je mocht de pannen niet op tafel zetten – de buren zouden het eens zien. Je moest kousen aan en je moest vis eten op vrijdag. Op de andere dagen at je aardappelen-groenten-vlees.

Tegenwoordig mag bijna alles. Je mag over het gras lopen en in het weiland liggen. Je mag op blote voeten lopen en je haar los dragen. Je mag vis eten op woensdag met de pannen op tafel. Je mag voor de televisie eten met de gordijnen open. Je mag een feestje geven op zondag. Zomaar een feestje, zomaar voor de televisie, zomaar op blote voeten, zomaar in het weiland liggen, zomaar naar de wolken kijken. Dat mag allemaal.

Maar we doen het niet. We eten om zes uur, want we eten om zes uur. We eten aan tafel, want je hoort aan tafel te eten. We geven geen feestjes op zondag, want feestjes zijn gedoe. We gaan ook niet in een weiland liggen, want dat is toch een beetje schaapachtig. Op blote voeten lopen idem dito: het is misschien lekker, maar wel vreemd. En je voeten worden er vies van en dat willen we ook niet.

Zelf buit ik mijn vrijheid ook niet optimaal uit. Ik vind het heerlijk om op blote voeten te lopen, maar toch doe ik het niet. Ik vind het fijn om ’s avonds een wandeling te maken, om de mist over de velden te zien en de silhouetten van de wilgen. En toch doe ik het niet. Ik vind het inspirerend om ’s avonds vrienden te ontmoeten in een café, maar ik spreek zelden af. Er is altijd wel iets: vermoeidheid, de strijk, de administratie, internet. Ik vind het lekker om brood met een salade te eten, of brood met soep, en niet die hele kookellende waarbij alle gerechten tegelijk klaar moeten zijn. Het is waar: niemand schrijft mij voor dat mijn eten warm moet zijn of dat mijn eten uit drie componenten moet bestaan, maar toch zit dat in mijn hoofd.

Ik zeg niet dat we alleen moeten doen wat we lekker vinden. Mijn punt is dat we tegenwoordig te weinig gebruikmaken van onze vrijheid. Dat we ons te veel laten leiden door wat we denken dat anderen van ons vinden. Dat we niet meer luisteren naar wat we zelf graag willen, maar dat we ons conformeren aan wat we dénken dat anderen van ons verwachten.

Ik ook! Maar het lukt me al aardig om mijn eigen weg te gaan. Zo draag ik alleen nog maar witte spijkerbroeken. Ik heb besloten dat ik me daar het lekkerst in voel, en het kan me niets schelen wat anderen ervan denken.
Als ik zin heb, zing ik hard. In de auto, maar ook buiten op de fiets. Ik houd me in bij tegenliggers, dat dan weer wel.
Soms eten we voor de televisie. Dat vinden we relaxed. Daar gaan we niet overspannen over doen. Liever relaxed eten voor de televisie en dan de dag erna weer een mooie tafel, dan die eindeloze ononderbroken sleur van de tafelverplichting.

Vanavond eten we wel aan tafel. Mooi gedekt met rode tafelloper en glimmende glazen. We eten zelfgemaakte kippensoep met brood. Misschien kook ik er wat eieren bij. Alleen soep, eieren en brood. Heerlijk! Zo simpel! Even een dagje geen groente. Dat kan dus ook nog!

Nu alleen nog het weiland. En de avondwandelingen. En de kroeg.

  .

Ben trouwens benieuwd hoe het bovenstaande psychologisch te duiden is. Is er een verband met de calvinistische achtergrond van onze samenleving (en die van mezelf)? Of zit ik in een overgangsfase tussen de Rotterdamse mentaliteit (hard werken) en de Amsterdamse mentaliteit (lekker relaxen)?