Als je nou één boek mag introduceren in een land zonder boeken, welk boek zou dat dan zijn?

Spoiler alert: het is niet De Kleine Prins. 

Stel, er is een land zonder boeken. Een land waar de mensen wel kunnen lezen, maar waar op de een of andere manier geen boeken zijn. Misschien zijn de inwoners te arm om boeken te kopen, misschien is er geen distributienetwerk of misschien heerst er gewoon geen leescultuur.

Als je nou één boek in dat land zou mogen introduceren en distribueren, welk boek zou dat dan zijn? Een klassieker? De Bijbel? De Ilias en de Odyssee? Een humanistisch werk? Wat is het boek der boeken?

Het moet een eenvoudig boek zijn, dat ook begrijpelijk is voor mensen zonder veel leeservaring. Ulysses en La divina commedia zijn dus uitgesloten. Het boek mag ook niet te dik zijn: A là recherche du temps perdu van Marcel Proust, volgens The Greatest Books het beste boek ooit, valt met zijn zeven delen dus ook af. Sowieso vraag ik me af of je moet kijken naar de lijsten met beste boeken ter wereld. Bij die boeken gaat het vaak om stijl. Moet het niet gaan om de boodschap? Of is dat afhankelijk van de cultuur van het land?

Kijken we even naar Tanzania. Tanzania is zo’n land met weinig boeken. Het merendeel van de mensen is arm, er is nauwelijks een distributienetwerk en er heerst geen leescultuur. Uitgeverij Mkuki na Nyota probeert het tij te keren en geeft naast schoolboeken, kinderboeken, Afrikaanse literatuur en fotoboeken ook enkele vertaalde klassiekers uit, waaronder Le roi s’amuse van Victor Hugo en Le petit prince van Antoine de Saint-Exupéry. Ik weet niet of het mijn keus zou zijn, maar wat het wel zou moeten zijn weet ik ook niet.

Wat zou ik Tanzanianen willen meegeven? Als het gaat om de boodschap, niet om de vorm? Ik zou graag zien dat ze wat meer respect hadden voor de natuur, zowel rationeel als emotioneel. Mijn diepste wens voor het land is dat Tanzanianen de waarde gaan inzien van olifanten en flamingo’s en vlinders en vioolroggen. Dat ze de waarde inzien van bos en bomen, dat ze waardering op kunnen brengen voor een heldere zee. Dat ze inzien dat je jezelf met dynamietvissen uiteindelijk in eigen been schiet. Dat ze een oplossing zoeken voor de grootschalige ontbossing voor houtskool en landbouw.

Het boek zou een toespraak zijn. Een mooie toespraak van een leider tot zijn volk, om ze bewust te maken van het nut van bomen en van koraal. “Landgenoten…” zou hij beginnen. Eerst zou hij vertellen hoe trots hij is op zijn land. Hij zou spreken van de uitgestrekte vlakten, de vruchtbare valleien en de visrijke wateren van de Indische Oceaan. Hij zou opsommen wat het land hun allemaal geeft: van fruit en noten tot vis en goud. Vervolgens zou hij een stilte laten vallen en met veel gevoel voor dramatiek zeggen: “Wij kunnen niet zonder ons land.” O ja, ik zie het helemaal voor me, die toespraak.

Daarnaast zou ik ze de prachtige parabel van de Mexicaanse visser willen vertellen, oorspronkelijk van Heinrich Böll, over die visser die lekker op het strand ligt te dutten en die het niet ziet zitten om grotere netten te kopen. Misschien een tikje aanmatigend om vanuit het rijke westen minimalisme voor te schrijven aan het arme zuiden. Tanzanianen dromen van Singapore en Dubai, van wolkenkrabbers en shoppingmalls en marmer en klatergoud. Wie ben ik om hen andere dromen voor te schrijven?

Ik zou ze willen vertellen dat het gaat om de kleine dingen in het leven. Om de natuur. Om het briesje. Om goede gesprekken met vrienden. Om tijd voor elkaar maken, om lekker eten met verse ingrediënten, om lachen en dansen en zingen, om poëzie en muziek. Ik zou ze vertellen dat het uiteindelijk gaat om mensen, om menselijk contact. Om vriendelijkheid, complimenten, aanrakingen. En om seks, natuurlijk.

In Tanzania is het aantal olifanten de laatste vijf jaar afgenomen met 60 procent (artikel The Guardian). Het is het enige land in Afrika waar op grote schaal met dynamiet wordt gevist (artikel National Geographic). Alleen al in de Lindi-regio zijn de afgelopen vijftien maanden bijna 9000 ontploffingen genoteerd (bron). Zelfs in Dar es Salaam hoorden we regelmatig ontploffingen vanaf zee. Soms zagen we de blasts vlak voor ons, vlak voor de kust, op enkele tientallen meters van het strand. Bizar en afschuwelijk, maar niet zo gruwelijk als de ontbossingen. De meest desolate landschappen die ik ooit zag, zijn de ontboste oorden in Tanzania. Kale vlakten vol kniehoge, zwartgeblakerde boomstronken tot hoever het oog reikt. Een eindeloos zwart zerkenveld. Er leeft niets meer, geen vogel, geen vlinder (artikel PRI). Onderzoek in 2011 wees uit dat Tanzania per jaar 150,433 hectare bos verliest door houtskoolproductie. Zeventig procent hiervan is bestemd voor Dar es Salaam. Omdat Dar es Salaam de snelstgroeiende stad in Afrika is, verwacht men dat in 2030 bijna drie miljoen hectare bos zal zijn gekapt (bron).

De snelstgroeiende stad van Afrika, wat betekent dat? Nou, bijvoorbeeld dat de bevolking in tien jaar kan verdubbelen. Toen wij in 2006 in Dar es Salaam kwamen wonen, had de stad ongeveer 2 miljoen inwoners. Toen wij in 2014 vertrokken, woonden er 4,3 miljoen. De verwachting is dat dit aantal in drie jaar zal verdubbelen tot 9 miljoen in 2017 (bron) en 21 miljoen rond 2050 (bron). En dat is het dan. Dat is het einde van het koraal en de vissen en de bomen.

En daarom zou ik die toespraak willen schrijven.