OPINIE

In de NRC van 9 december stond een oproep van vier hoogleraren neerlandistiek: het vak Nederlands moet aantrekkelijker. Het blijkt dat scholieren Nederlands een van de saaiste vakken vinden. Als gedesillusioneerd docent kan ik dit bevestigen: Nederlands is inderdaad te-nen-krom-mend saai, vooral in de onderbouw.

Eindeloos teksten analyseren. Eindeloos kernzin, argument, conclusie. Eindeloos nietszeggende oefeningetjes maken uit de methode. Grotendeels leraargestuurd onderwijs. Geen eigen verantwoordelijkheid voor het leren, geen goed zicht op gemaakte vooruitgang en geen opdrachten om de geleerde stof toe te passen in complexere opdrachten. Op de scholen waar ik lesgaf, was het vak Nederlands niet gericht op het ontplooien van leerlingen, maar op het opdoen en reproduceren van kennis en het produceren van toetscijfers.

Paradoxaal genoeg wordt Nederlands op internationale scholen wel inspirerend gegeven. Dat komt doordat het curriculum in het internationale IB-programma is georganiseerd rond thema’s en conceptuele vragen (zoals ook de hoogleraren adviseren in hun oproep) en doordat de lessen worden gegeven in samenhang met andere vakken. Het internationale IB-programma ziet taalonderwijs bovendien niet als doel, maar als middel: het taalonderwijs is gericht op lokale en globale vraagstukken en op het creëren van waardering voor culturele identiteit en diversiteit. Daarnaast is het moedertaalonderwijs niet gericht op het reproduceren van kennis en het produceren van toetscijfers, maar op het verwerven van vaardigheden: kritische denkvaardigheden, communicatieve en sociale vaardigheden, studievaardigheden enzovoort. Voeg dit bij de approaches to teaching and learning van het IB en je hebt een prachtig raamwerk voor inspirerend taalonderwijs.

Misschien nog belangrijker is dat docenten aan internationale scholen veel minder gebruikmaken van standaardlesmethodes van uitgeverijen. In het IB-onderwijs is het niet ongebruikelijk dat docenten zelf al het lesmateriaal ontwerpen, in overleg met de sectie en met docenten van andere vakken. Dit dient te gebeuren binnen de kaders van het IB – het IB heeft strenge richtlijnen voor curriculumontwerp – en moet de docent lesgeven binnen de educatieve filosofie van de school. Uiteraard moet ook een (Nederlandse) IB-docent  toewerken naar de wettelijke eisen van de (Nederlandse) overheid (Meijerink-niveaus), maar de manier waarop hij als docent die niveaus bereikt, mag hij zelf weten. Het curriculum framework, de educatieve filosofie en de Meijerink-niveaus zijn de handvatten, de docent bepaalt de invulling. Om dit te illustreren hierbij een citaat uit de Amsterdamse Scholengids, waarvoor Het Parool Mark Tweedie interviewde, een docent aan de International School of Amsterdam:

“We geven les volgens het internationale baccalaureate program. Uiteraard zijn er bepaalde richtlijnen waaraan je je als docent moet houden, maar daarbinnen mag ik de lessen naar eigen inzicht invullen. (…) Ik combineer verschillende vakken – in dit geval aardrijkskunde, geschiedenis en economie – rondom een thema.” Eigenlijk, legt Tweedie uit, mag hij dus op elke manier lesgeven, met welke stof dan ook.

Aan het eind van hun stuk roepen de hoogleraren op tot een nieuwe methode voor Nederlands. Mijn vrees is dat nieuwe methodes meer van hetzelfde zullen zijn: losstaande leesteksten, saaie theorie en droge oefeningen. Juist de methodes maken het vak Nederlands saai. Geef leerlingen levensechte opdrachten en daag ze uit met vakoverstijgende projecten. Laat ze websites en tijdschriften maken. Besprenkel ze met poëzie en literatuur en laat ze elkaar besprenkelen. Stuur ze de straat op om mensen te interviewen. Motiveer ze met adaptieve oefenmethodes voor grammatica en spelling, waarbij ze concreet hun vooruitgang kunnen zien. En vooral: geef docenten de tijd en de ruimte om samen inspirerend lesmateriaal te ontwikkelen.